Woordkunstenaar aan het woord – Rik Van Puymbroeck

“Het is een fantastische job die ik elke keer liever doe”

Ooit waren we collega’s, elk werkzaam aan een andere kant van een stevige deur bij dé krant van Limburg. Voor mij stak Rik Van Puymbroeck met kop en schouders boven de anderen op de redactie uit want zijn verhalen, daar keek ik naar uit, die lieten me niet onberoerd.

Ik herinner me niet dat ik ooit een woord met Rik wisselde voor februari dit jaar. Wel was er die mail die ik hem stuurde toen hij ons in 2011 verliet voor De Morgen. Ik ben al lang vergeten wat er in stond. Hij niet. Hij heeft die mail nog altijd.

Wat hij ook nog altijd heeft is die schrijfstijl waar ik van hou. Ik kan echt genieten van zijn woordspelingen, van de fijnzinnige humor, de haarscherpe details. Met een glimlach op mijn gezicht. Het verbaast me in het geheel niet dat Rik in maart door de Stichting Verhalende Journalistiek verkozen werd tot ‘meesterverteller’ voor zijn stuk ‘Als De Lijn je levenslijn is’ in De Tijd. De tweede keer in zijn journalistieke loopbaan. Eeuwige roem is opnieuw zijn deel.

Leestijd: +/- 20 min.


Rik Van Puymbroek - © Diego Franssens
Portret – © Diego Franssens

Aan de andere kant

Donderdag 4 april. Een frisse, zonnige lenteochtend. Ik heb met Rik afgesproken in Leuven. Om iets over 11 zitten we naast elkaar op een bankje in de Kruidtuin. Tussen ons in mijn telefoon die alles registreert wat Rik vertelt.

“ ’t Is raar om aan de andere kant te zitten maar tegelijkertijd ook wel leerrijk om eens te zien hoe iemand anders het doet”, zegt Rik.

Rik is de man van de langere verhalen. Diepmenselijke verhalen, mooie portretten, herkenbaar ook. Emoties schuwt hij niet, goedkoop sentiment wel. Hij hoopt elke keer weer een beetje te verrassen, de lezer op een of andere manier te raken door hoe hij de dingen schrijft.


Twijfel als motor

Wat mij verrast, is dat iemand met zoveel ervaring, iemand die door de jaren heen veel erkenning kreeg, bij elk verhaal toch weer twijfelt aan zijn eigen kunnen.

“ ’t Is elke keer opnieuw van nul beginnen, zowel in het voorbereiden, als in het interviewen, als in het uitschrijven. Elke keer met de twijfel van ‘Zal het deze keer lukken, zal het gesprek goed verlopen?’ En het is elke keer met evenveel spanning dat ik dat stuk inlever. Het is me nog altijd niet gelukt om een soort comfort te hebben en te zeggen: ‘Kijk, hier is het en het is goed.’ Integendeel. Ik heb gisteren een verhaal doorgestuurd naar mijn chef en tot nu heb ik daar nog niks van gehoord. En dat houdt mij bezig omdat ik denk: ‘Nu zal blijken dat het niet goed is, dat ik door de mand val, dat al die voorbije honderden interviews puur toeval geweest zijn.’ ”

“Ik moest daaraan denken twee dagen geleden toen Bart Moeyaert die prijs won (nvdr: de Astrid Lindgren Memorial Award 2019) en zei: ‘Voor even kan ik die twijfel nu opzij zetten.’ Die twijfel spreken heel veel mensen uit die met schrijven of met kunst bezig zijn. Wat wij doen is zeer subjectief. Die twijfel is er altijd. Dat is zeer oncomfortabel. Tegelijkertijd is het de motor die ervoor zorgt dat je elke keer opnieuw probeert het anders, beter of gewoon goed te doen.”

“Iemand heeft ooit eens tegen me gezegd: ‘Twijfel is goed, maar vertwijfeling is niet goed.’ Je mag twijfelen aan jezelf, jezelf altijd in vraag stellen en niet denken: ‘Ik doe dat al 25 jaar, het zal ook deze keer weer lukken’, maar het mag je ook niet verlammen of afremmen.”


Cadeau

“Het is een cadeau, deze job te mogen doen”, schreef Rik in een bericht naar mij. Het is de rode draad door zijn verhaal, die dankbaarheid omdat hij dit kan doen. Telkens hij erover vertelt, lijkt hij een beetje lichter te worden.

“Het is een fantastische job die ik elke keer liever doe. Als je me twintig jaar geleden had gevraagd: ‘Je wint tien miljoen met de Lotto, wat ga je doen?’, had ik gezegd: ‘Stoppen met werken.’ Als je mij dat nu vraagt, zou ik daar iets mee kopen maar ik blijf absoluut werken want ik doe dat gewoon veel te graag. En steeds liever. Eigenlijk is dat (blaast) ik ga niet zeggen dat het een verslaving geworden is, maar eigenlijk is mijn leven beginnen samenvallen met deze job. Ik doe dit zó graag dat alles wat ik doe nooit aanvoelt als werken.”

Onlangs mocht Rik spreken met Tommy Wieringa, een groot Nederlands auteur voor wiens werk we beiden bewondering hebben. Na het interview in Amsterdam werd hij uitgenodigd bij Wieringa thuis, waar hij ook inkijk kreeg in de werkkamer van de auteur. Rik koestert mooie herinneringen aan die dag. “Dat was een heel fijne man. Ik had daar schrik voor want dat is een schrijver, een heel goed schrijver. En hoe gaat hij zijn als mens? Je schrijft voor een stuk zijn woorden en hij kan het eigenlijk veel beter schrijven, dus die stress heb je ook. Maar dat gesprek was heel fijn. Onderweg naar huis dacht ik: ‘Wat een fantastische dag was dat.’ ”

“Zie ons hier zitten”, zegt Rik plots. “Dit is voor uw job, voor u is dit nu werken. Maar wie kan dat nu zeggen dat hij in de Kruidtuin in Leuven met iemand kan gaan praten en daar een verhaal over kan schrijven?” Zie ons hier zitten, ja. Voor mij vallen werken en genieten samen op momenten als deze. Een van die mooie voordelen van mijn job.


Rik en Henk Dheedene, collega's bij De Tijd - © Diego Franssens
Rik en Henk Dheedene, collega’s bij De Tijd – © Diego Franssens

Op pad

We keren terug naar 1991, het jaar van Riks eerste stappen in de journalistiek.
“Ik ben blij dat ik begonnen ben voor het internet bestond, voor er online heel veel gebeurde. Ik was als kind moeilijk in de sociale omgang. Ik kon niet gemakkelijk praten. Ik heb mij moeten dwingen daartoe. In deze job moet je mensen durven aanspreken, moet je aan deuren durven aanbellen. Ik heb dat door die job geleerd en nu zou ik niets anders meer willen. De dag dat ik zal stoppen, zal ik het echt jammer vinden dat ik moet stoppen.”

“Door het feit dat ik dit moest doen, heb ik het cadeau ontdekt van op pad te gaan. Ten eerste voor mezelf om te leren met mensen te praten, te leren luisteren vooral. En ten tweede: als je op pad bent voor een reportage gebeuren er altijd dingen die je niet kan voorbereiden en die dan ook weer een cadeau zijn voor je verhaal.”

Herkenbaar want ik ervoer hetzelfde toen ik in 2017 als regioreporter wekelijks op zoek ging naar nieuws. Telkens weer op een andere plek en bij andere mensen. Spannend maar tegelijk ook heel boeiend.


Keep your darlings

Rik krijgt de ruimte om de lange verhalen in de krant te brengen, al zijn die lange verhalen ook wel ingekort door de jaren heen.

“Die lange verhalen, dat is iets dat gegroeid is”, zegt hij. “Ik ben nooit een nieuwsjournalist geweest. Ik ben totaal niet met nieuws bezig. Ze hebben me bij De Tijd gevraagd om dit soort dingen te doen. Ik heb daar geluk mee dat ik dit kan doen en dat ik de ruimte krijg, omdat dit mijn sterkte is. Ik vloek nog wel eens want ik heb altijd veel te veel. Ik heb altijd meer ruimte nodig dan ik krijg.”

Schrappen, daar worstel ik dikwijls mee. Rik ook dan? “Ik kan heel slecht schrappen”, bevestigt hij. “Ik blijf nog altijd vechten daartegen. Ik vind dat een verhaal zo lang moet zijn als het nodig is. Ik vind het héél lastig om mooie dingen eruit te laten. Praat me niet van ‘Kill your darlings’. Daar ben ik resoluut tegen want het klopt niet. Je moet net zorgen dat je stuk vol zit met darlings, dat er prachtige dingen in zitten.”

“Jarenlang werd er gezegd: ‘Niemand leest nog lange stukken.’ Dat blijkt dus totale onzin te zijn. Als een stuk lang is, betekent het niet dat het gelezen of niet gelezen wordt. Het wordt gelezen als het goed genoeg is. Nu kunnen ze dat gemakkelijk meten door die stukken online te zetten. Ik heb ook al stukken geschreven waarbij mensen na de helft afhaakten omdat het minder goed was, of saai. Natuurlijk wel.”

Er valt even een stilte. Op de achtergrond valt nu het drukke verkeer in de binnenstad op. Een kerkklok slaat het uur. Luid fluiten de meesjes in een boom vlakbij.


Fotografie met woorden

Over de manieren waarop hij sfeer schept in zijn stukken, vertelt Rik: “Bij het verzamelen van het materiaal, tijdens een reportage of een interview, zal ik niet alleen goed luisteren, maar ook goed rond mij kijken en details in mij opnemen. Dingen noteren waarvan ik denk: ‘Dat kan ik goed gebruiken als ik het stuk uitschrijf.’ Onlangs heeft iemand gezegd, ik denk dat het in dat juryrapport stond van die prijs: ‘Hij fotografeert met woorden.’ Het kwam erop neer dat je door dingen te beschrijven, de lezer het gevoel geeft van: Ik ben erbij, ik zit ernaast en ik kan het ook zien.”

“Als ik bij Tommy Wieringa thuis ben, zie ik de foto van zijn overleden moeder staan, de boeken in zijn kast. En dat zijn vaak kleine details die al een sfeer zetten. Dat vind ik heel belangrijk in een stuk. Door dat te doen, die sfeerzetting, neem je je lezer mee aan tafel.”

“Anderzijds, bij het ouder worden heb ik gemerkt dat ik meer vragen stel waar ik zelf graag een antwoord op zou willen. Omdat, en dat weet jij ook, aan de buitenkant er alles altijd goed uitziet maar vanbinnen hebben we allemaal onze eigen twijfels of worstelingen of vragen in het leven waar we mee sukkelen. En soms tref ik iemand in het interview waaraan ik die vragen kan stellen. En dan krijg ik vaak de mooiste antwoorden en de mooiste verhalen.”

“En sfeer hangt ook af van de manier waarop je het schrijft. Dat heeft ook te maken met ritme. De juiste zin op de juiste plaats. Het juiste woord ook. Je moet ook opletten dat je niet in clichés gaat schrijven.”

Even een voorbeeld aanhalen van een stukje tekst. Het komt uit ‘Ons rusthuis moet als een groot gezin aanvoelen’. “Mag onze fotografe iedereen in beeld brengen? ‘Geen probleem’, zegt Hans. ‘GDPR-gewijs zijn we helemaal in orde.’ Ook in Sint-Rita is het dus 2019, geen zorgen. Of beter: wél zorgen, maar dan goede.” Ik vind dit heel mooi, in al zijn eenvoud.


De allermooiste verhalenschrijver

“Bij andere kranten en magazines zijn er mensen die ik ongelooflijk bewonder voor de manier waarop ze schrijven. Bij Knack is dat journalist Stijn Tormans, met voorsprong de allerbeste pen die er in Vlaanderen rondloopt en ook de allermooiste verhalenschrijver. Een keer om de drie, vier weken staat er een verhaal in van hem. Ik koop de Knack nu enkel als er een stuk van hem in staat. Als het erin staat, het kan me niet schelen waarover het gaat, dan koop ik hem, omdat ik het verhaal wil lezen. Dat is zo goed, zo mooi, zo eenvoudig goed geschreven. Geen moeilijke woorden maar heel eenvoudige zinnen. Een goed verhaal en vol gevoel.”

“Bij De Standaard heb je Guinevere Claeys. Zij schreef vroeger ook reportages en interviews voor De Standaard Weekblad. En dat is van zó een hoog niveau.”

En dan is er nog journalist Yves Desmet. Rik vertelt over deze collega-journalisten op een manier waarmee hij uitdrukking geeft aan zijn grote bewondering voor hen.


Rik Van Puymbroek aan het werk - © Diego Franssens
© Diego Franssens

Kinderdroom

Journalist worden was Riks kinderdroom. Dat en niets anders. Tijdens ons gesprek lijkt het alsof hij nog altijd moeilijk kan vatten dat hij die droom kon realiseren. “Ik ben er nooit van uit gegaan dat het zou lukken”, vertelt hij.

“Thuis hadden we geen televisie, de radio stond veel aan. En er was de krant, Het Volk. Op de radio luisterde ik naar het journaal, naar Actueel. Ik las de sportpagina’s en luisterde naar sportprogramma’s. Jan Wauters was mijn grote voorbeeld. Maar ik schreef eigenlijk niet veel. Zoals iedereen, opstellen op school. Met mijn broers zat ik in een muziekbandje dat eigenlijk geen muziekbandje was maar gewoon een playbackshow avant la lettre. Maar wij vonden dat geweldig. En daar maakte ik een tijdschriftje voor dat op drie exemplaren verscheen. Ik maakte ook een krantje voor de Chiro waar ik inzat. Dat was het enige dat ik ooit gedaan had.”

Een journalistieke opleiding, die bestond niet toen Rik 18 was. Het werd geschiedenis, zonder succes, en daarna toegepaste communicatie. En dan was er nog die legerdienst.

“Tot dan had ik nog nooit geschreven, was ik nooit correspondent geweest. Maar ik wou wel journalist worden. Dan heb ik twee jaar als gewetensbezwaarde voor Alfabetisering Vlaanderen (nu Basiseducatie) geschreven. Die brachten een krant uit ‘Wablieft’, een eenvoudige krant voor volwassenen die een gewone krant te moeilijk vonden. Dat was een fantastische ervaring.”


Speling van het lot

In juni 1991 moest Rik op zoek naar zijn eerste job. Zijn broer wees hem op vacatures bij Het Belang van Limburg. De kandidaturen waren afgesloten maar omdat Rik van ver kwam, van zijn geboortestad Gent, kreeg hij toch een kans. Met 150 namen ze deel aan de eerste ronde van de selectieprocedure. Door een speling van het lot, dat Rik een handje hielp door goed te scoren tijdens het examen, werd hij aangenomen als stagiaire op de sportredactie.

“Stel dat dat examen bij Het Belang van Limburg niet was gelukt, dan was ik nooit journalist geweest. Ik droomde erover maar had er nooit iets voor gedaan, behalve dat examen. Ik weet de dag dat ik die brief kreeg dat ik aangenomen zou worden, ja dat was … ik zweefde gewoon. Omdat ik kon zeggen: ik ben journalist. Het was altijd een droom maar ik hield er nul rekening mee dat het kon gebeuren. Maar het is wel gebeurd en daarom zitten wij hier, 28 jaar later.”

“Ik heb supergraag bij Het Belang gewerkt. Ik heb daar alles geleerd. Mijn mentor van toen, Marcel Grauls, mailt mij nog bijna elke week ideeën of feedback.”


Fier

Net geen twintig jaar werkte Rik voor het Belang van Limburg. Daarna maakte hij zijn overstap naar de redactie van De Morgen. Sinds vorig jaar schrijft hij voor De Tijd. Daarnaast is hij ook actief in andere media. Zo werkt hij mee aan wielertijdschrift Bahamontes, schreef hij zelf een paar boeken, en op vraag van onder meer fotograaf Tim Dirven en kok Kobe Desramaults schreef hij ook de tekst voor hun boeken.

“Sinds een jaar heb ik een wekelijkse fotorubriek in de krant. Ik vind dat heel fijn en ik werk er ook aan tijdens mijn vakanties omdat ik dan het gevoel heb dat ik op z’n minst elke week een stuk heb. Ik heb de drive om zoveel mogelijk te werken.”

“Als iemand mij vraagt wat mijn job is, vind ik het nog altijd fijn om te zeggen: ‘Journalist.’ Ik ben er fier op dat ik dat kan zeggen, dat ik dit mág zeggen.”


Rik Van Puymbroek aan het werk - © Diego Franssens
© Diego Franssens

Appreciatie

“Als je een stuk hebt waar je redelijk wat reacties op krijgt, krijg je toch de bevestiging ‘Dat was goed’ en dat doet deugd. Daarom dat ik er ook altijd zelf op let om mensen te laten weten wat ik van hun stukken vind”, vertelt Rik.

“Die twee prijzen, dat is pure eer, dat is fantastisch. Maar het is niet omdat ik een compliment krijg dat ik denk: ‘Volgende week gaat het weer fantastisch zijn, ga ik weer mensen raken.’ Nee, dat niet. Maar als je nooit iets hoort of het duurt weer even voor iemand iets zegt, ga je toch denken: ‘Ben ik het kwijt?’ Ik denk dat iedereen dat belangrijk vindt, dat dat menselijk is.”

“Ik hoef niet op een podium of op televisie. Dat is allemaal niet belangrijk. Appreciatie krijgen vind ik toch wel van belang, vooral ook omdat het een subjectieve job is. Je probeert toch iets waardevols te doen met woorden. En dan is het ook wel van belang wie dat het zegt. Elk compliment is fijn maar als Marcel Grauls me iets zegt, dan vind ik dat toch belangrijker. Mijn vader vindt alles fantastisch wat ik doe en hij zegt dat heel vaak. (lacht) Dat is heel fijn maar ik vind alles wat mijn dochters doen ook fantastisch.”


Prijswinnend stuk

“Ik ken dat gevoel niet van: dit is een geweldig verhaal. Het beste voorbeeld is dat stuk van De Lijn. Ik heb anderhalve dag op de bus gezeten. Je praat met wat mensen, je schrijft veel dingen. En toen het stuk klaar was dacht ik: ‘Pff. Dat is het toch niet’. Ik stuurde het door en uitzonderlijk moest dat naar mijn chef en naar de hoofdredacteur. En ik dacht: ‘Nu gaan ze merken dat het maar niks is.’ Tien minuten later staat de hoofdredacteur (nvdr: Stephanie De Smedt) bij mij en zegt: ‘Rik, kom je even binnen in mijn bureau? Ik heb je stuk gelezen.’ Ik stelde het maar uit en dacht: ‘Dit is het moment waar ik altijd voor gevreesd heb. Nu gaat ze zeggen: ‘Rik, het is niet wat we wilden. We hebben ons vergist. Dit is niet het soort journalistiek dat we in De Tijd willen.’ En ik zou ook gezegd hebben: ‘Stephanie, je hebt gelijk.’ ”

“Ik ga binnen, ga zitten, en ze zegt: ‘Dit is het beste dat ik in jaren gelezen heb.’ En toen nog dacht ik: ‘Nu komt de maar.’ ”

“Dat stuk verscheen enkele dagen later in de krant en ik kreeg die dag zelf heel veel berichten van mensen die het gelezen hadden, ook van collega’s bij de krant. Ik vond het stuk niet oké, maar blijkbaar was het wel oké.” En een jaar later levert net dit stuk Rik zijn bekroning tot meesterverteller op. De jury van de Stichting Verhalende Journalistiek oordeelt: “Een goed verhaal lees je in één ruk uit, of bekijk of beluister je ademloos tot en met de laatste scène.”


Ik zou nog veel langer naar Rik kunnen luisteren maar het is kouder geworden daar op dat bankje. De zon schuilt nu achter dikke wolken. Rik wreef al in zijn handen om ze op te warmen, ik trok mijn sjaal wat vaster om me heen.

Ik bedank Rik voor zijn tijd. Ik voel me vereerd, omdat ik naar hem mocht luisteren, bijna twee uur lang. Omdat hij zijn ervaringen wou delen.
Hij rijdt nu naar West-Vlaanderen, voor een nieuwe reportage. Ik terug naar Limburg. Ik voel me een beetje licht in mijn hoofd. Ben ik ook aan het zweven nu of is het de honger die al een tijdje latent aanwezig is? Een beetje van beide, vermoed ik.

Riks stukken kan je online nalezen. Als je geen abonnee bent van De Tijd, is het aantal artikels dat je kan lezen wel beperkt.
Met dank aan fotograaf Diego Franssens.

Rik en Melanie De Biasio - © Diego Franssens
Rik en Melanie De Biasio – © Diego Franssens